(gə'leidə) o. (-n)
I. Eig. het geleiden : iemand aanbieden, geven, verlenen; zich aan iemands overgeven, (toe)vertrouwen; onder iemands -; een wandeling met -, uitgeleide.
II. Metn.
1. Algm. gezamenlijke personen die geleiden : een sterk ; onder gewapend -.
2. Inz. geleide met beschermende oorlogsschepen: zij kregen twee onderzeeërs tot -; verlenen.