('gardə)
I. [Fr. ~ wachten] v. (-s) Eig.
1. vorstelijke lijfwacht : de monarch met zijn -.
2. Uitbr. legerkorps van keursoldaten : Napoleon I richtte het eerst een op; de keizerlijke-; de Pruisische-; oude-. oude soldaten van Napoleon’s garde of groep van kamerleden die jaren lang zitting in het parlement hebben gehad of groep van personen die op allerlei gebied aan de tradities van vroeger vasthouden. → nationale garde.
II. m. (~n, -s) Metn. soldaat tot een garde (I) behorend.
III. v. (-n) → gard.