m. (-en; -pje) [~ gillen]
I. Eig.
1. Algm. luide, zware en ver hoorbare klank : een ontzaglijke kwam van het slagveld.
2. Inz. luide volle klank die zich door een ruimte verspreidt : de machtige der stormklok; de van ‘s redenaars woorden.
II. Metn. klankweerkaatsing, resonantie : dit vertrek geeft geen -.