(fi'zik)
I. bn. en bw.
1. van, betreffende de stoffelijke natuur: -e oorzaken; onmogelijk.
2. lichamelijk: zijn -e krachten schoten te kort; iemands -e gesteldheid; gestel; pijn lijden; - en moreel er onder zijn.
II. o. lichamelijke gesteldheid: zijn ijzersterk -.