Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Filippijnen

betekenis & definitie

(filip'pijnən) mv. [Filips II van Spanje] eilandenrijk en republiek in de Grote Oceaan. Hoofdstad : Manila.

1. Aardrijkskundig. 296.285 km2. Zij bestaan uit 7085 bergachtige eilanden, waarvan 2440 een naam dragen, en enkele nog werkzame vulkanen hebben. Het grootste en belangrijkste (1/2 der bevolking) eiland is Luzon. In het zuiden ligt het tweede eiland Mindanao, en tussen dit en Loezon in, bevinden zich de Visayas, een groep van kleinere eilanden. Uitvoer: suiker, manillahennep, kopra. Bevolking : 17.000.000 inw.; waarvan 85 % katoliek gedoopt zijn. Een der Maleise dialekten, het Tagalog, wil men tot nationale taal verheffen. De oudere, meer ontwikkelde bevolking, kent nog Spaans, terwijl de jongeren in het Engels onderwijs hebben gekregen. Vlag : twee vertikale stroken nl. blauw en rood; in een witte driehoek, bij de stok : in het midden, de gele zon en in de hoeken drie gele vijfpuntige sterren [de drie bovengenoemde eilanden(groepen)].
2. Geschiedkundig. De Filippijnen werden 1521 door Magelhaens ontdekt en voor Spanje in bezit genomen. Na de Spaans-Amerikaanse Oorlog kwamen zij 1898 aan de Verenigde Staten. Van 1941-1942 waren zij bezet door de Japanners, die 1943 hun onafhankelijkheid uitriepen. In 1945 werden zij bevrijd door de Amerikanen die ze 1946 tot een onafhankelijke republiek maakten. Praktisch blijven zij ekonomisch van de Verenigde Staten afhankelijk.

< >