('fa:zә) v. (-n, -s) [Fr. < Gr. phasis, schijn]
I. Eig.
1. schijn-, lichtgestalte van de maan of de planeten.
2. Uitbr.
a. elke biezondere stand of waarde in een terugkerende opeenvolging van natuurkundige bewegingen of veranderingen: de -s van een elektrische stroom.
b. Scheik. verschijningsvorm van de stof.
II. Metf. stadium in een ontwikkeling: de ziekte is een nieuwe ingetreden.