(fanta'zi) v.(-ën; -tje) [Lat. < Gr. phantasis < phainesthai. schijnen]
I. Eig. in-, verbeelding.
II. Metn.
1. verbeeldingskracht.
2. voortbrengsel der verbeelding, droombeeld, hersenschim.
3. gril, kuur, vreemde inval.
4. a. Algm. kunstvoortbrengsel waarbij de kunstenaar enkel zijn scheppende verbeelding volgt.
b. Inz. a. improvizatie op een muziekinstrument. b. muzikale uitweiding over bestaande motieven en tema’s : een voor piano.
III. Metf. [van II 2] sieraad, snuisterij die het voorkomen heeft van edelmetaal of edelgesteente, doch zonder waarde is : is dat ringetje goud? neen, -.