Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Fagel

betekenis & definitie

(’fa:gəl) Nederlandse staatslieden :

1. (Kasper) ° 25 jan. 1634 te ’s-Gravenhage, 1672 opvolger van Jan de Witt als raadpensionaris, grootzegelbewaarder en stadhouder van de lenen van Holland, aanvankelijk tegenstander van Willem III, na diens verheffing tot stadhouder, zijn trouwe raadsman. Bij zijn dood (15 dec. 1688 te ’s-Gravenhage) getuigde de Prins: „Nu heeft de Staat zijn trouwste dienaar en ik mijn beste vriend verloren”.
2. (Jacob, baron) ° nov. 1766 te ’s-Gravenhage, 1813 met Perponcher naar Engeland afgevaardigd om prins Willem (I) tot het aanvaarden van het bewind over de Nederlanden uit te nodigen, ✝ 24 apr. 1835 te Genève.