(fabri'ka:t) o. (...katen)
I. Eig.
het gefabriceerde, voortbrengst nl.
1. voortbrengsel van een fabriek : die firma levert soliede fabrikaten.
2. voortbrengsel door een fabriek: die paarlen zijn van Europees -.
II. Metn. wijze van fabriceren, maaksel : handschoenen van uitstekend -. III. Metf. voortbrengsel van de geest : dat is een van zijn hersens!