1. Eig. zesde letter van het abc: de f behoort tot de lipletters; er is maar een f in het abc en die is moeilijk te treffen, men kan het niet altijd eens zijn.
2. Metn. gezamenlijke woorden van een adres-, woordenboek enz. met f beginnend : dat woord moet bij de f staan.
3. Metf. [6e noot in de M. E.] Muz. vierde noot van de toonladder van c, fa.
Uitspraak.
1. F wordt als v uitgeproken:
a. vóór b of d : hefboom ('hevbo:m), liefde ('li:vdə);
b. voor een klinker, als ze wisselt met v : diefachtig ('di:vachtəch), lijfarts ('lijvarts); echter niet vóór e (ə): droefenis ('droefənis).
2. twee op elkaar volgende f’s worden als een f gehoord. : affront (a'front).