Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

ellips

betekenis & definitie

(el'lips) v. (-en) [Fr. < Gr. elleipsis, d. i.] uitlating nl.

I. Taalk. uitlating van een uit het tekstverband gemakkelijk bij te denken zinsdeel b. v. rust (geeft) roest. Tgst. pleonasme.

II. Meetk. [onvolledige cirkel]

1. Eig. langwerpige gesloten lijn in een plat vlak, met dusdanige kromming, dat voor elk punt van die lijn, de som van zijn voerstralen d. i. de afstanden van dat punt tot twee binnen de figuur liggende punten altijd even groot zijn.
2. Metn. door een ellips omsloten oppervlak.

Enc. Om een meetkundige ellips te tekenen bevestigt men twee pinnen, die de brandpunten zullen vormen. Hieromheen brengt men een touw zonder eind dat men (door middel van b. v. een potlood) spant en waarmede men dan de ellips op het papier beschrijft.

< >