m. (-sen) [Lat. discus, schijf, schotel; oudtijds had ieder zijn eigen schotel, tafeltje met eten voor zich]
Deft.
I. Eig. voor een maaltijd gedekte tafel: een met fijne spijzen beladen -. Syn. tafel.
II. Metn.
1. maal, maaltijd : iemand ten nodigen.
2. tijd dat men aan tafel zit: aan de - of over -.