Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

diploma

betekenis & definitie

(di'plo:ma) o. (-'s; ...maatje) [Gr. diploma, het dubbelgevouwene]

I. Eert. officieel staatsstuk, oorkonde.

II. Tgw. bewijsstuk, nl.

1. van afgelegd examen; een van arts.
2. van toegekende onderscheiding : een halen bij een tentoonstelling.
3. van lidmaatschap van een vereniging ; toegang op vertoon van het -.