(dia'de:m) m. en o. (...demen) [Gr. diadèma < dein, binden]
I. Eig.
1. koninklijke hoofdband met edelgesteenten bezet: een diamanten -; de is het zinnebeeld van het hoogste gezag.
2. Uitbr. voorhoofdsband als vrouwelijke haartooi: zij droeg een op het bal.
II. Metn. Dicht. heerschappij.