m. (-en; -je)
I. Eig.
1. Algm. opstijgende vochtdeeltjes, in samenhang zijnde of beschouwd met dat, waaruit ze voortkomen: de van kokend water; al zijn vooruitzichten vervlogen als -.
Syn. mist, nevel, rook, smook, stoom, uitdamping, uitwaseming, walm.
2. Inz. Veroud. nevel.
II. Metf.
1. rook inz. van tabak: de opstijgende uit het neusbrandertje.
2. gasvormige massa die zich uit een stof ontwikkelt: de van steenkolen.