Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

cent

betekenis & definitie

m. (-en, -s) [Lat. centum, honderd, een honderdste van de munteenheid] Eert. pasmunt in België (0,02 fr.) en in Nederland (f 0,01): geef mij wat -en; een kwartje is 25 cent of cents. Gez. anderhalve -, een lang en een klein mens naast elkander; de -en dansen hem in de zak, hij is er op uit om uit te geven, hij kan niet sparen; de -en omkeren [om te bedenken of men ze wel zal uitgeven], karig, spaarzaam zijn; een aardig -je aan iets verdienen, heel wat; geen waard zijn, niets; geen halve of rode bezitten, totaal niets; hij zou een in tweeën bijten, hij is zeer gierig; op een kijken, zeer zuinig zijn; op een halve doodblijven, aartsgierig zijn. ➝ dubbeltje, fluit.