('broedərschap) (-pen)
I. v. en o. Eig. betrekking als van broeders : goede houden ? drinken dooreen drank de vriendschap bezegelen.
II. v.Metn.
1. Algm. gezamenlijke broeders : de was in haar geheel aanwezig.
2. Inz.
a. vereniging van katolieke leken met een godvruchtig doel : de van de Zalige Dood.
b. vereniging van protestantse geloofsgenoten : de doopsgezinde.
c. vrijmetselaarsloge : lid van een zijn.