(brandər) m. (–s)
I. toestel dat brandt nl.
1. toestel op een brandende (I 2) lamp enz. dat de vlam een bepaalde vorm geeft : de – van een gaslamp.
2. Uitbr. toestel dat gas enz. brandt en daardoor verlicht en verwarmt.
II. hij die het beroep uitoefent brandewijn of jenever te branden (II 6).