('boerәn) m. oorlog der Boerenrepublieken Oranje-Vrijstaat (president: STEIN) en Transvaal (president KRUGER) tegen Engeland, okt. 1899 tot mei 1902.
Geschiedenis. Engeland trad als beschermer op der „Uitlanders”, die zich als goudmijnontginners in de republieken hadden gevestigd en stemrecht eisten. Dit werd hun door de Boerenrepublieken geweigerd. Aanvankelijk leden de Engelsen zware nederlagen o. a. bij Glencoe, Elandslaagte, Rietfontein en Ladysmith, dat evenals Mafeking en Kimberley door de Boeren werd ingesloten. De pogingen der Engelsen om Ladysmith te ontzetten, werden verijdeld door hun herhaalde nederlagen aan de Toegela (dec. 1899. jan. en feb. 1900). Niet gelukkiger waren hun pogingen tegen CRONJÉ om Kimberley te bevrijden.
Ondertussen waren de bekwaamste Engelse veldheren. ROBERTS en KITCHENER, met de oorlogsleiding belast en weldra stonden 250 000 Engelsen tegen 50 000 Boeren. ROBERTS omsingelde CRONJÉ 27 febr. 1900 bij Paardeberg, waardoor Kimberley werd ontzet en het beleg van Ladysmith opgebroken. De 14de maart bezetten de Engelsen Bloemfontein, 28 mei Johannesburg, 5 juni Pretoria, doch de Boeren, onder BOTHA en DE WET, brachten hun nog menige nederlaag toe. KRÜGER, op een Nederlands oorlogsschip naar Europa vervoerd, en een Transvaal gezantschap, poogden tevergeefs bij de verschillende regeringen in Europa en Amerika een tussenkomst te hunnen gunste te bekomen, hoewel hun overal veel geestdrift en bewondering ten deel viel. Eindelijk, bedwongen door de overmacht der Engelsen, die het land barbaars verwoestten en de bevolking onmenselijk behandelden (20 000 vrouwen en kinderen kwamen in de koncentratiekampen om), moesten zich de Boeren, door het Verdrag van Pretoria, mei 1902. onderwerpen.