(boed'dismə) o. godsdienst door Boeddha gesticht. → Indische godsdienst.
Enc. Het boeddhisme kent 4 vaste grondwaarheden nl.
1. het bestaan is vol lijden;
2. het bestaan wordt voortgebracht en hernieuwd van leven tot leven (zielsverhuizing) door de begeerte:
3. men kan bevrijd worden uit het bestaan en wel
4. door het ophouden van alle begeerte.
Of er na het bestaan, hier op aarde, een voortbestaan is in het nirvana of niet, daarover heeft Boeddha zich niet willen uiten. Boeddha zelf en het filozofisch boeddhisme kennen geen God. Het volksboeddhisme daarentegen is een polyteïstisch stelsel met prachtige eredienst en ziet in het nirvana het paradijs, waar alle lusten en verlangens zullen bevredigd worden. Het boeddhisme werd in Vóór-Indië vooral door keizer Asjoka (IIIde eeuw v. K.) verbreid, doch sedert de VIIIste eeuw voorgoed door het brahmanisme verdrongen. Thans is het de voornaamste godsdienst in Achter-Indië en, sterk gewijzigd in Tibet, China, Japan en Ceylon.
Het heeft 490 miljoen aanhangers. In de laatste tijd werd het ook in Europa als de mensheidsreligie der toekomst gepredikt.