('bij) (legde bij, heeft bijgelegd)
1. het tekort dekken : wat ontbreekt aan geld, zal hij wel -.
2. op de verkoop verliezen ; als ik die waar zo verkoop, moet ik er op
3. tot een gezamenlijke som bijdragen: geld voor een feest.
4. in der minne schikken : de zaak is bijgelegd. Syn. →: beslechten.
5. Scheepst. een schip onder klein zeil bij de wind houden.