I. [bezetten 6]
1. Eig. het bezetten.
2. Metn. bezettend garnizoen.
II. [bezetten 12] geheel der personen die de verschillende partijen spelen : de – van een orkest.
III. [bezetten 13] beklemming, benauwdheid op de borst door slijmophoping.
Gepubliceerd op 29-06-2020
bezetting
betekenis & definitie