m. (-en; -je) [msch. Idg. bhâg-. eten]
1. m. Eig. fraaie Middeleuropese loofboom met gladde stam, eivormige, aan de onderkant behaarde bladeren, en bruine, eetbare, olierijke nootjes (Fagus silvatica): naar de kleur der bladeren spreekt men van groene, bruine en rode -en; treur-.
2. v. Metn. beukenoot.