(bə’trekkən) (betrok, betrokken; betrokken)
I. (heeft) BEDR..
1. trekken in : een woning, de wacht, de winterkwartieren -.
2. laten komen ; goederen uit Engeland -.
3. a. Algm. er in halen, er in moeien : iemand in een zaak -. b. Inz. in een lastige zaak moeien : iemand in een proces -.Syn. wikkelen (in). II. (is) ONZ.
1. met wolken overtrokken worden : de lucht betrekt. Syn. bewolken, verduisteren.
2. somber beginnen te kijken : zijn gezicht betrekt.