(be'n:’den) [Mned. neden, van onderen]
I. vz.
1. lager gelegen : de begane grond.
2. Scheepst. aan die kant zich bevindend, waarheen de wind of de stroom gaat: eilanden de wind; de stroom.
3. lager dan : de gevraagde prijs; de waarde; dat is hem, zijner onwaardig.
4. ondergeschikt aan : iemand staan.
5. niet voldoende aan : zijn werk is ver -de verwachting.
6. onwaardig van wat genoemd wordt : dat stuk is kritiek; iets zich of zijn waardigheid achten. Syn. onder. Tgst. boven.
II. bw.
1.op een lager gelegen plaats : kom (naar) -. Gez. wonen, gelijkvloers; de manheer van -, die een verdieping lager of gelijkvloers woont; naar varen, stroomaf.
2. naar beneden : komen.