(bal'lon) m. (-s;-netje), Fr. eig. grote bol,
I. luchtbal; de wordt gevuld, wordt losgelaten, stijgt op, scheurt, komt neer, valt neer, daalt; vrije, bestuurbare -; kabel-, proef-, peil-.
II. Metf,
1. kogelfles.
2. glazen bol om een licht: de groene van een lamp; de van een → booglamp.
3. papieren lantaarn, lampion: een versiering met -netjes.