(outo'ma:t) m. (...maten) [Gr. automatos, zelfbewegend]
I. Eig, zelfwerkend toestel nl.
1. toestel, bestaande uit een dier- of mensenbeeld, dat schijnbaar zichzelf beweegt.
2. zelfwerkend toestel voor de aankoop van verschillende zaken : een voor chocolade, voor eetwaren, om geld te wisselen.
II. Metf. persoon die werktuiglijk handelt.