v. (-en; -je) [Lat. arca, kist]
I. Eig.
1. kist, waarin de tafelen der Wet waren geplaatst: de des verbonds of verbondsark.
2. Noë’s vaartuig.
II. Metf. [van I 2]
1. op de ark gelijkende kinderspeeldoos, met allerlei dieren.
2. woonschip.
3. kleine ruimte met veel mensen of dieren.
4. huis in de grootstad waarin veel gezinnen samenwonen.