(argen’ti:niə) o. [Lat. argentum, zilver, land van de zilverstroom nl. de Rio de la Plata] republiek in Zuid-Amerika. Hoofdstad; Buenos-Aires.
1. Aardrijkskundig. 2 790 000 km2. In het noorden tropische wouden, veel landbouw en veeteelt in het kernland om de hoofdstad Buenos-Aires (met 73% der bevolking): in de pampa’s boomloze steppen, in Patagonië schaarse plantengroei, 14 131 000 inw. een uit verschillende rassen samengesmolten volk, waarbij het Spaans bloed (ook Spaanse taal, zeden, gebruiken en katolieke godsdienst) overheerst.
2. Geschiedkundig. In 1516 ontdekte de Spanjaard J. DIAZ DI SOLIS de Rio de la Plata. Eerst Spaanse kolonie; 1810-1813 strijd voor de onafhankelijkheid; 1816 stichting der Verenigde Provinciën van Rio de la Plata, waarvan zich Bolivia, Paraguay en Uruguay spoedig afscheidden; 1890 staatsbankroet. In de twee Wereldoorlogen bleef Argentinië neutraal en verdiende schatten door de hoge graanprijzen. Stakingen, onlusten en presidentwisselingen komen vaak voor. President sedert 1946: J. PERON. In 1951 had te Buenos Aires, tegen het diktatoriaal regime van PERON, een militaire opstand plaats, die dadelijk werd bedwongen.