Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

zilver

betekenis & definitie

('zilvɘr) o. [msch. stad Alube, aan de Zwarte Zee, om haar zilver beroemd]

I. Eig. edel metaal van blanke glanzende kleur : een tafelservies van -; in baren, staven; → Russisch-zilver.

Gez. nieuw -, mengsel van zink en nikkel; spreken is -, zwijgen is goud, spreken is soms goed, maar zwijgen beter; uit klei. aluminium.

II. Metn.

1. zilverwitte kleur ; haren van -.
2. zilverwerk, zilveren woorwerpen inz. lepels en vorken : met eten; tafelzilver.
3. zilvergeld ; ik heb geen bij me.
4. zilverwitte haren ; het van de ouderdom.

Enc. Het zilver is een der eerste metalen die aan de mens bekend waren; in het Oude Testament, zowel als bij Homeros staat het vermeld. De Romeinen verkregen het voornamelijk uit Spanje waar, volgens Polubios, in de zilvermijnen te Carthago Nova 40.000 arbeiders werkten. Ook de oude Germanen kenden, volgens Tacitus, het zilver. Bohemen had reeds in de VIIIste eeuw n. K. zilvermijnen en sedert 968 werden de zilverertslagen in de Rammelsberg (Harz) ontgonnen.

In de eerste helft van de XVIde eeuw speelde het (Saksisch-Boheemse) Ertsgebergte dezelfde rol als later Californië. Na de ontdekking van Amerika (1492) kwamen grote hoeveelheden zilver van Mexico en ook van Peru naar Europa. De zilvermijnen in de Verenigde Staten overtreffen in rijkdom alle bestaande. Zilver komt gedegen in de natuur voor; men heeft zilverklompen van 100 kg gevonden. Dikwijls is het geallieerd aan andere metalen, vooral aan goud. Het meeste zilver wordt echter gewonnen uit zilverertsen, waarin het gewoonlijk als zwavelzilver voorkomt.

Het heeft als soortelijk gewicht 10,49, als smeltpunt 960° C. als elektrisch geleidingsvermogen 68,1. Het meeste zilver wordt gebruikt voor munten en sieraden. Om het de nodige vastheid te geven, voegt men er wat koper bij. Door het verzilveren van glas verkrijgt men fraaie spiegels. Zilververbindingen vinden toepassing vooral in de fotografie, doch ook in de analytische scheikunde en in de geneeskunde.