(antese'dent) o. (-en) wat voorafgaat nl.
1. voorafgaand woord, waarop een betrekkelijk voornaamwoord terugwijst: in „de jongen, die daar zit” is jongen het van die.
2. voorafgaand geval, vroeger gebeurd feit: een stellen, een geval doen ontstaan, waarop anderen zich later zullen kunnen beroepen; iemands -en, zijn vroegere handelingen, zijn vroeger leven.