Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

Angelsaksen

betekenis & definitie

(angel'saksən) mv. gemeenschappelijke naam der Germaanse volksstammen (Saksen, Angelen, Jutten en Friezen) die van het vasteland, in het midden der vde eeuw, Engeland veroverden.

Enc. Volgens de sage maakten de Angelsaksen zich van Engeland meester 449 onder Hengist en Horsa. Zij stichtten er zeven koninkrijken (de Heptarchie) nl. Kent, Essex, Sussex, Wessex, Oost-Anglië, Mercië en Northumbrië. Deze koninkrijken werden 827 door Egbert en 871 nogmaals door Alfred de Grote tot één rijk, Engeland, verenigd, dat de Noormannen 1066 veroverden.

< >