Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

Amenophis

betekenis & definitie

(ame'no.’fis) of Amenhotep [Eg. Amon is tevreden], vier koningen van Egypte o. a.

II. 1461-1437 v. K., onder wie de uittocht der Joden uit Egypte wordt gesteld. III. 1411-1375 v. K., onder wiens regering Egypte zijn hoogste macht bereikte. Hij bouwde reusachtige monumenten o. a. de tempel van Loeksor en zijn eigen dodentempel, waarvan alleen de Memnonszuilen zijn bewaard. IV. 13751358 v. K., een der merkwaardigste farao's. Zijn god is Aton [zon], de zonnegod, met wie ook zijn nieuwe naam Achnaton [het is aangenaam aan Aton] is samengesteld. Gemalin : Nefretete.

< >