Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

Alva

betekenis & definitie

('alva) (Fernando Alvarez de Toledo, hertog van) Spaans veldheer en landvoogd der Nederlanden 15671573. ° 1508, overwon onder Karel V 1547 het Schmalkaldisch Verbond bij Mühlberg; werd na de Beeldenstorm 1567 door Filips II naar de Nederlanden gezonden, waar hij door zijn onverbiddelijke strengheid (instelling van een Raad van Beroerten, door het volk Bloedraad geheten, 1568 onthoofding te Brussel der Graven van Egmont en Hoorn) de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) deed uitbreken. Hij dwong weliswaar Willem I van Nassau, die de Zuidelijke Nederlanden was binnengevallen, tot de terugtocht, maar bracht, door zijn hervorming van het belastingstelsel (10% van de roerende en 5% van de onroerende goederen die verhandeld werden), het gehele land, zonder geloofsonderscheid, in oproer.

De inneming van Den Briel 1572 door de Watergeuzen was het begin van zijn nederlaag. Weldra kozen de Staten van Holland Willem's zijde. Niettegenstaande de herovering door zijn zoon Frederik, van Zutfen, Naarden en Haarlem, begaf hem het sukses en Filips begon hem te wantrouwen. Hij vroeg ontslag en vertrok 1573 naar Spanje, na duizenden Nederlanders door beulshanden te hebben omgebracht. In 1580 veroverde hij Portugal en † 1582 te Lissabon. Zijn aandenken leeft in onze landen voort als dat van een monster, dat de bevelen van zijn meester, hoe streng ook, getrouw en zonder medelijden uitvoerde. Een paskwil, 1572 te Gent verspreid, verwenste hem aldus :Helsche duvel, die tot Bruyssel sijt.

Uwen naam ende faam sij vermaledijt.

< >