('af) (woei en waaide af, afgewaaid)
I. (heeft) er vandaan waaien : de wind woei de boot van de wal af.
II. (is)
1. door waaien gescheiden worden : het zand waait van de duinen af. Syn. wegwaaien.
2. naar beneden waaien : er woei sneeuw van de bergtop af.