('af) (stond af, heeft afgestaan)
1. verwijderd staan : sta van die deur af.
2. van het vuur verwijderd staan : die aardappelen staan al lang af.
3. laten varen : zijn rechten -. Syn. afstand doen. Tgst. ➝ behouden.
4. tijdelijk ten gebruike geven ; iemand zijn kamer -; iemand iets ter leen -.
5. ter beschikking stellen ; iemand enige ogenblikken -.
6. Dicht, er mee ophouden ; staat at van uw roekeloos bestaan. Syn. ➝ aflaten (3).