('af) (spoelde af, afgespoeld)
I. (heeft)
1. door de stroom wegspoelen : brokken (van het land) -.
2. door spoelen doen afnemen : het land -.
3. door spoelen reinigen : bekers, zijn handen -.
4. door drinken verdrijven : zwarte gedachten met een hartige dronk -.
II. (is) door de stroom weggespoeld worden : hier spoelt jaarlijks heel wat grond af.