('a:rt) v. (...noten)
1. Eig. olierijke peulvrucht van een tropische kruidachtige plant, die boven en onder de grond ontstaat en onder de aarde rijpt.
2. Metn. die plant (Arachis hypogaea). Syn. olienoot.
Enc. De aardnoot, die wel van de Braziliaanse Campos afkomstig is, wordt in vele subtropische streken verbouwd. De meestal in het midden ingesnoerde, twee-ledige peul, heeft een broze rand. Na de bloeitijd buigen de vruchtstelen zich in de aarde en de peul rijpt onder de grond. Uit het zaad wordt door persing, olie verkregen. Deze aardnotenolie is bijna kleurloos of lichtgeel gekleurd, heeft een aangename smaak en kan olijfolie vervangen.
De olie wordt gebruikt als tafelolie (o. a. Delftse slaolie), smeerolie, lampolie en voor de bereiding van zeep. Wat na de oliepersing overblijft, wordt tot aardnotenkoeken, d. i. voederkoeken voor het vee verwerkt.