Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

aanhoren

betekenis & definitie

(‘a:n) (hoorde aan, heeft aangehoord; soms : aanhoorde ('ho:rdə), heeft aanhoord ('ho:rt)

1.horen naar : een preek, een redevoering -; aandachtig, nauw luisterend, oplettend -; men aanhore (spr. ('ho:) mijn verdediging; ten van. in bijzijn van; ‘t is niet om aan te horen, ’t is onuitstaanbaar. Syn. luisteren, toehoren, toeluisteren.
2. aan iemands spraak horen : het is hem wel aan te horen dat hij geen geboren Nederlander is.

< >