Vanaf het moment dat een schuldeiser weet dat de schuldenaar in een zodanige positie verkeert dat zijn faillissement valt te verwachten, is het niet langer toegestaan een vordering van een derde op de schuldenaar of een schuld van een derde aan de schuldenaar over te nemen.
Een curator van een failliet kan op grond van artikel 54 Faillissementswet onder omstandigheden een voor of tijdens het faillissement verrichte verrekeningshandeling ongedaan maken. Artikel 54 lid 1 Faillissementswet is hierbij van toepassing indien een schuld aan de gefailleerde of een vordering op de gefailleerde van een derde in de schemerperiode voor faillissement is overgenomen, terwijl de overnemende partij niet te goeder trouw was en de gezamenlijke schuldeisers hierdoor zijn benadeeld. Artikel 54 lid 2 Faillissementswet verbiedt verrekening van een na de faillietverklaring overgenomen vordering of schuld, zonder dat een toetsing aan de goede trouw hoeft plaats te vinden. Artikel 54 Faillissementswet strekt ertoe een doorbreking van de paritas creditorum ongedaan te maken. In vergelijkbare situaties geldt bij een surséance van betaling artikel 235 Fw en bij de schuldsaneringsregeling artikel 313 Fw.