(eigenlijk Gaius), Romeins keizer van 37-41 n. C., in de joodse geschiedenis vooral bekend om zijn pogingen ook de joden ertoe te dwingen hem als god te erkennen en vereren.
In 38 weigerden joden in Alexandrië zijn beeld te aanbidden, hetgeen bijdroeg aan de uitbarsting van anti-joods geweld in die stad (Pogrom). De Alexandrijns-joodse wijsgeer Philo probeerde het jaar daarop het joodse standpunt bij Caligula te verdedigen, maar hem vielen slechts beledigingen van de kant van de grootheidswaanzinnige keizer ten deel. Tijdens Philo’s verblijf in Rome besloot de keizer dat er een groot standbeeld van hem in de tempel van Jeruzalem moest worden opgericht. Hij gaf opdracht aan de Romeinse gouverneur van Syrië, Petronius, dat beeld te laten maken, maar Petronius voorzag na overleg met joodse leiders dat uitvoering van dat plan op reusachtige weerstand zou stuiten en oorlog zou veroorzaken. Hij traineerde daarom het proces en haalde zich daarmee van de kant van Caligula een bevel tot zelfmoord op de hals. Voordat het bevel Petronius bereikte, werd Caligula echter vermoord.
