hoofdstad van Judea, zetel van de tempel van het joodse volk. Het groeiende prestige van deze (tweede) tempel begunstigde de groei en status van de stad, zeker na de grondige herbouw door Herodes de Grote.
Ook na de verwoesting van de stad en tempel in 70 n. C. bleef Jeruzalem het geestelijk centrum (de ‘moederstad,’ zegt Philo) van het jodendom en is dat altijd gebleven. Na de Bar Kochba-oorlog werd Jeruzalem door keizer Hadrianus omgedoopt in de Romeinse stad Aelia Capitolina waartoe de joden geen toegang kregen. Na de bekering van keizer Constantijn, en speciaal na het bezoek van zijn moeder Helena aan de stad (in 325), werd Jeruzalem in de loop van de vierde en vijfde eeuw meer en meer een christelijke stad, hetgeen pas weer veranderde na de verovering door de Arabieren in 638.