een geleerd Utrechtenaar van de voorgaande Eeuwe, en in het begin van dezelve, of, veelligt, aan het einde der naastvoorgaande (want hier van ontmoeten wij geene naauwkeurige aanteekening) gebooren. Volgens het gebruik dier tijden, bezogt hij meer dan één buitenlandsch Hoogeschool, onder andere die van Leuven en Douay. Behalven de Geschiedenissen, schijnt hij zich ook op de Regtsgeleerdheid te hebben toe gelegd, en kwam hij, met den titel van Meester in die Weetenschap, uit Frankrijk in zijn Vaderland te rug.
De verzameling der Utrechtsche Historieschrijveren, JOHANNES DE BEKA, JOANNES GERBRANDSZ VAN LEIDEN, WILHELMUS HEBA en anderen, welker rangschikking en beschaaving ARNOLDUS BUCHELIUS op zich hadt genomen, doch in het volvoeren van welk werk hij door den dood verhinderd wierdt, is door VAN WAVEREN voltooid. Voorts heeft hij het Werk van LAMBERTUS HORTENSIUS, over de Utrechtsche Beroertens, naagezien, met aanteekingen vermeerden, en opgehelderd, en ’er de Leevens der Schrijveren, op de vereischte plaatzen, bijgevoegd. In den Jaare 1643 verscheen dit Werk te Utrecht in ’t licht, in folio formaat. Daarenboven heeft hij eene reeks van Aanteekeningen, vooral de Kerkelijke Oudheden en Geschiedenissen zijner Vaderlijke Stad betreffende, in geschrift naagelaaten. Even min als het geboorte-, is van WAVERENS sterfjaar ons gebleeken.Zie Hisiorie van het Utrechtsche Bisdom.