de Zoon van OCTAVIO, straks vermeld, of, volgens zommigen, zijn broeders Zoon, was insgelijks geen onbedreeven Schilder; maar oeffende voornaamelijk de kunst met waterverf, op papier of op pergament. Deeze liet twee Zoonen naa; van welke, egter, alleen de oudste het penseel behandelde.
Wat hen bewoogen hebbe, Brabant te verlaaten, is ons niet gebleeken. Zeker is het, dat zij Holland tot hun verblijf, en wel bepaaldelijk de Beverwijk tot hunne woonplaats verkoozen hadden. Hier leidden zij een stil leeven, verlustigende zich de eene met allerlei gedierten en vogelen, naar ‘t leeven, met kleuren te schilderen. HOUBRAKEN verhaalt, dat, naa het uitsterven van het Kunstminnend Geslagt, de naagelaatene tekeninge, schilderijen en prentkunst, in den Jaare 1706, te Haarlem, bij openbaare veiling verkogt zijn.Zie HOUBRAKEN.