een inwooner en burger van Vlissingen, die, in den jongsten Oorlog tusschen de Staaten der Veréénigde Gewesten en het Rijk van Engeland, als Kaaper-Kapitein een zeer beroemden naam verworven, en op den vijand menig vetten buit bemagtigd heeft. In den Jaare 1781 op eenen kruistogt zijnde uitgezeild, keerde hij nog voor het einde van dat, of in den aanvang van het volgende jaar, te rug, naa het doorstaan van zeer groote gevaaren, doch met een aanzienlijk voordeel; hebbende hij voor meer dan achttienduizend guldens Rantzoenen gemaakt.
Bij zijne wederkomst te Vlissingen, hadt hij aan boord twee Engelsche Luitenanten en zes Matroozen, onlangs gediend hebbende op het Engelsch Fregat the Prudent, doch laatst gevonden op het Fransch Fregat l'Amitié Royale. Het laatstgemelde Vaartuig, geboord voor vierëntwintig, doch slegts gewapend met acht Stukken Geschut, was uit eene der Fransche Zeehavens na Madras in Zee gestoken, en met Krijgsbehoeften en Kostbaarheden zo zwaar belaaden, dat het een en ander op de waarde van ruim twee Tonnen Gouds geschat wierdt. Het hadt zich onder het Convoy van Brest begeeven, doch het ongeluk gehad, door de Engelschen van het Geleide afgesneeden, en vervolgens genomen te worden. Zes dagen hadden de Engelschen het Fransche schip reeds in hunne magt gehad, toen de dappere LE TURCQ hun ontmoette, en na de bestemming hunner reize vraagde. Geen antwoord naar zijnen zin bekoomende, deedt de Vlissinger zijn geschut losbranden, met zulk een gevolg, dat de Engelsche Prijsmeesters zich genoodzaakt vonden, hunnen vetten prooi te laaten slippen.
Bij deeze onverwagte verlossing, zo ras de Franschen de Engelsche Vlag zagen strijken, en de Hollandsche ophijzen, riepen ze, in de verrukking van opgetogene blijdschap, uit: Ziet daar de Hollandsche Vlag! wij zijn geene gevangenen meer! Volgens den wil van LE TURCQ, aanvaardde de Heer GRAND MAISON MARTIN, van nieuws, het bevel over zijn schip, en wierdt hetzelve tot aan de Sorlings geleid. Nog geen half uur naa het Fransche, bemagtigde onze Kaaper-Kapitein een schip, met Aardappelen gelaaden; doch een zwaare storm deedt hem daar van verwijderen.
Op den zesden Februar^ij des Jaars 1782, stak LE TURCQ, met het Kaaperschip de Vlissinger, van nieuws, in Zee. In den nacht voorbij Douvres gezeild zijnde, ontdekte hij, met het aanbreeken van den dag, eene Vloot, waar op hij terstond aanhieldt, om dezelve te verkundschappen. Wel haast vernam hij, dat de Vloot bestomdt uit eene menigte Engelsche Koopvaardij-en Voorraadschepen, begeleid door zes sterk gewapende Fregatten. In weerwil hier van, zijnen kans waarneemende, snijdt LE TURCQ eene Sloep en eene Brik van het Convoy af, en naa eenige schooten op de Sloep gedaan te hebben, noodzaakt hij dezelve zich over te geeven, doet wijders eenen Prijsmeester, nevens twee man, op dezelve overgaat, met bevel om Zuid-Zuid-Westwaarts koers te zetten.
Thans wendde hij na de Brik; doch, hoewel het hem gelukte, haar de Vlag te doen strijken, konde hij ’er, egter, geen bezit van neemen, uit hoofde van de nabijheid der Fregatten, die op hem afkwamen. Intusschen zag onze Kaaper-Kapitein, dat de Sloep, in stede van den aangeweezenen koerst te volgen, den steven na de Engelsche Vloot wendde, en dezelve zogt te bereiken. Een stout besluit nam hier op onze onverzaagde Kaaper. Hij werpt zich in het midden der vijandlijke Vloot, klamt zijnen ontvlugten Prijs aan boord, neemt hem op het Sleeptouw, en zeilt met zijnen prooi na de ruimte, ondanks een geweldig vuur, ‘t welk van alle zijden op hem los brandde.
Thans vernam LE TURCQ, dat de Sloep, bij den eersten aanval, twee grondschooten van hem hadt bekoomen; dat zij in gevaar van zinken was, en de manschap hierom geraaden hadt gevonden, tot lijfs en leevensberginge, zich wederom onder de Vloot te begeeven. Vergeefs vervolgden de Engelsche Fregatten onzen Kapitein, tot ‘s naamiddags ten drie uure; hij rantsoeneerde, geduurende dien tijd, de Sloep voor tweeduizend Guinies, welke hij voorts aan zijne Reeders overmaakte.
LE TURCQ hervatte wel haast zijnen kruistogt, en bemagtigde, eerlang, eenen nieuwen Prijs. Vervolgens onder den Engelschen Wal vervallen zijnde, raakte hij aldaar handgemeen met vier gewapende Engelsche Sloepen, die hem omsingelden, doch, naa twee uuren vegtens, van hem afhielden, om voorts vervangen te worden van een grooten Engelschen Kaaper; die, naa even lang vegtens, insgelijks moest afdeinzen. Op den achttienden Maart kwam LE TURCQ voor Vlissingen ten anker, in een zeer ontretterden staat, hebbende aan boord twee dooden en eenige gekwetsten. Een zijner gesneuvelden was een Italiaan; man van veel moeds: want als hem zijn eene arm was afgeschooten, loste bij nog met den anderen een stuk geschut; doch viel kort daar op dood ter neder. Gelijk voor LE TURQC’S behoudene terugkomst, in de Kerk te Vlissingen, openlijke dankzeggingen gedaan wierden, zo betoonde ook de Reederij haar genoegen over ‘s Mans verrigtingen, door treffelijke eeregeschenken. Zij begiftigde hem met een Zilveren Sabel, hangende aan eenen kostbaaren Draagband; op welke Plaat, insgelijks van Zilver, met toestemming der Regeeringe, het Wapen der Stad Vlissingen gegraveerd was. Daarenboven ontving hij nog ten geschenke, een paar fraai gewerkte Pistoolen, met Zilver ingelegd.
Niet zo gelukkig slaagde LE TURCQ op den laatsten togt, dien wij van hem vermeld vinden. De Noord-Zee krielde, nu van Engelsche Kaapers, en viel het de onzen bijkans ondoenlijk, niet in hunne handen te vervallen, althans met hun in gevegt te geraaken. In den Zomer des gemelden Jaar 1782, wederom zijnde uitgezeild, wierdt hij handgemeen met een Engelsch Fregat. Het gevegt duurde Vijf glazen. Naa een verlies van eenëntwintig dooden en zeventien gekwetsten, was onze Kaaper genoodzaakt, de Vlag te strijken en zich over te geeven. Hij zelve bevondt zich onder de zeventien gekwetsten; hebbende aan zijn Kaakebeen, Borst en Schouders, zwaare kwetzuuren ontvangen. In Engeland aan land gebragt, en voorts in hegtenisse gesteld zijnde, hadt hij het geluk, van zijne wonden spoedig te geneezen, en vervolgens de Gevangenisse te ontvlugten. In het begin van September kwam hij te Vlissingen, doch genoegzaam zonder Kaakebeen aan de eene zijde. De Reederij beloofde hem, terstond daar op, een nieuw schip; doch om de Vredehandelingen, aan welke, eerlang, gearbeid wierdt, nam het kaapen een einde.
Zie Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken, voor ‘t Jaar 1782.