Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Schiebroek

betekenis & definitie

SCHIEBROEK, eene Ambagtsheerlijkheid, in Delfland, tusschen Bleiswijk en Overschie; zij beslaat, in haaren geheelen omvang en uitgestrektheid, iets meer dan zevenhonderd en achtenveertig Morgens gronds, de vergraaven Landen daar onder gerekend, die een goed getal Morgens uitmaaken, en, van tijd tot tijd, nog meer toeneemen. Schiebroek heeft geen Kerkdorp; de Huizen staan hier en daar verspreid: voor ruim vijftig jaaren telde men ’er eenennegentig. Waarschijnlijk door de toeneemende Veenderijen, waren ze, in het tijdverloop van honderd jaaren, met zevenendertig vermeerderd.

< >