JACOBUS PERIZONIUS, hadt tot Vader ANTONIUS PERIZONIUS, eerst Rektor van het Latijnsche School te Dam, alwaar hem zijn Zoon JACOBUS gebooren wierdt, op den zesentwintigsten October des Jaars 1651, en naderhand Hoogleeraar in de Godgeleerdheid op ’t Doorluchtig School te Deventer. Volgens begeerte zijns Vaders, beoeffende hij, eenigen tijd, de Godgeleerdheid.
Eene bovendrijvende zucht voor de Latijnsche en Grieksche Letterkunde deedt hem eene andere oeffenbaan inslaan, vooral naa zijns Vaders dood, welke in den Jaare 1672 voorviel. De beroemde Letterkundigen CUPERUS, GRAEVIUS en RYCKIUS waren zijne leidslieden. De roem zijner Geleerdheid tot in Friesland zijnde doorgedrongen, beriepen hem de Staaten van dat Gewest tot Hoogleeraar in de Welspreekendheid en Historien, aan ’t Hoogeschool te Franeker, in den Jaare 1680. Om zich van zijn duurzaam verblijf te verzekeren, wierdt hem zo aanzienlijke Wedde toegeleid, dat hij tot verandering van standplaatze niet ligt konde besluiten. Nogthans lokten hem de Verzorgers van ’t Leidsche Hoogeschool door zo streelende aanbiedingen, dat hij derwaarts vertrok, in den Jaare 1693, om ’er, behalven de dus lang gehouden Lessen, ook in de Grieksche Taale te onderwijzen. Op den zesden April des Jaars 1715, overleedt hij aan eene sleepende ziekte, ontstaan door veelvuldig letterblokken. Bij zijnen Uitersten Wil besprak hij, aan het Hoogeschool, eene somme van twintigduizend Guldens, als een vast Fonds, ten behoeve van éénen Student, om uit deszelfs opkomsten, geduurende den tijd van zeven jaaren, zijne Letteroeffeningen te kunnen voortzetten, volgens een plan, daar toe voorgeschreeven. Aan ’s Lands Bibliotheek maakte hij eene fraaie verzameling van oude Handschriften en verscheiden gedrukte Schriften, met geschreevene aanmerkingen. Bij zijn leeven hadt PERIZONIUS verscheiden Werken laaten drukken. Jammer is het, dat een Man, zo geleerd als PERIZONIUS was, veel tijds verspild heeft met pennestrijden tegen geleerde tijdgenooten.
