BERNARDUS PALUDANUS, met een verlatijnden naam, volgens de gewoonte der tijden, eigenlijk VAN DEN BROEK geheeten, wierdt gebooren te Steenwijk, op den achtëntwintigsten October des Jaars 1550. Zucht tot geleerdheid, vooral tot het opspooren en verzamelen van Natuurlijke Zeldzaamheden, deedt hem eene uitlandsche reize onderneemen. Niets slegts doortrok hij de Zuidlijke Gewesten van Europa, maar bezogt ook een voornaam gedeelte van Asie en Afrika. In den Jaare 1580 ontmoeten wij hem te Padua, alwaar hij den trap van Leeraar in de Geneeskunde en Wijsbegeerte beklom. In eenen Brief, ’s Jaars te vooren aan hem geschreeven, vinden wij hem genoemd, Ridder van Jerusalem. Geduurende zijne Reizen, vereerde hem de Keizer van het Duitsche Rijk met de titel van Paltsgraave, Comes Palatinus.
Wedergekeerd van zijne omzwervingen, zette zich PALUDANUS neder te Zwolle, en wierdt, van de Regeering, tot Stads-Dokter verkoozen. Naa eenigen tijd dien post bekleed te
hebben, vertrok hij na Enkhuizen, in die zelfde hoedanigheid door de Wethouderschap derwaarts beroepen. In den Jaare 1591 verkoozen hem de verzorgers van het Hoogeschool te Leiden tot Hoogleeraar in de Geneeskunde. PALUDANUS toonde zich genegen om het beroep te aanvaarden. Doch hij zag 'er van af, op de ernstige verklaaringe van die van Enkhuizen, om hem binnen hunne Stad te willen houden. Hij voldeedt aan dit verzoek, en sleet het overschot zijner dagen in de gemelde Stad, tot dat de Dood daar van een einde maakte, op den derden April des Jaars 1633. 's Mans afbeelding gaat in prent uit. Zijn Schoonzoon, de geleerde G. VAN NIEUWENHUIZEN, Rektor van 't Latijnsche School, eerst te Enkhuizen, daar naa te Haarlem, vereerde 's Mans gedagtenis met een Grieksch, en de bekende Haarlemsche Leeraar S. AMPSING met een Latijnsch Gedicht. Uit agting voor den overleedenen, stelden de kinderen en erfgenaamen een Gedenkteken in de Zuiderkerk te Enkhuizen, van zwart Marmer, vermeldende, in vergulde letteren, zijnen leevensloop en lof.
D. O. M. S.
Aeternae Memoriae
D. BERNARDI PALUDANI
Viri pietate, eruditione et morum
Candore spectatiss. Deo ac hominib.
Exteris civibusq. aeque chari;
Com. Palatini Caesar. Antiquar. Medici
Summi ac Reipubl. Enckhusan. Primarii,
Qui
Post Asiam, Europam, Africam
Fere univerfas lustratas,
Naturam totam indefessa cura
Curiositate arcis inclusam
LXXXIII An. cursum, nemini gravem
Quamplurimis utilem, Deo duce
Peractum,
Ad bona patria visu majora et
Perenniora vocatus sacros cineres
Hic deposuit.
Liberi ac haeredes moesti
Monum. hoc posuer.
Anno M. D. C. XXXV.
Heu lubricas mortalium nimis Vices!
Qui cunctas Ponti, qua vel Indicum quatet
Nereus, vel Afrum littus, aut Aegijpticum,
Qui cuncta Terrae atque Aetheris solis suis
Congesta thecis clauserat miracula,
Nunc ipse caeco saxeoque huic carceri
Non ultimum orbis clauditur miraculum.
Natus Stenovici Anno
M D L. Octob. XXVIII.
Denatus Enchusae Anno
MDCXXXIII. April III.
Onder de schriften, door PALUDANUS opgesteld, munten uit, zijne Aantekeningen op de Scheepvaart van J. HUIGEN VAN LINSCHOTEN, vervattende een reeks van Aanmerkingen over Landen, Steden, Zeden, Gewoonten, Kruiden, Gewassen en veelerhande zeldzaame voortbrengzels der Natuure. Zijne Kunstkamer was eene verzameling van al wat de Natuur, in haare onderscheidene Rijken, in alle gewesten des Aardrijks, uitleverde. Van wijd en zijd wierdt hem dit alles toegezonden, door lieden van aanzien en kunde. Jammer is het, dat de brieven, welke deeze geschenken verzelden, naa 's Mans overlijden zijn verlooren geraakt.