Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

CARIGNAN, THOMAS

betekenis & definitie

Prins van, Broeder des Hertogs van Savoijen. De dood van de Infante ISABELLA KLARA EUGENIA, overleeden des nachts tusschen den eersten en tweeden December des jaars zestien honderd drie-en-dertig, maakte eene groote verandering in den staat der Nederlanden. Want de aangevangene onderhandelingen, tot een nieuw bestand, werden daar door te spoediger afgebroken; waarop de Landen, haar in schijn afgestaan, vermits zij zonder kinderen overleed, en moest overlijden, aangezien zij, voor het aangaan van haar huwelijk, met den Aartshertog ALBERTUS, onvruchtbaar gemaakt was, weder keerden tot de Spaansche Kroon.

Koning PHILIPS DE VIERDE had, reeds drie jaaren voor haaren dood, order op de regeeringe der Nederlanden gesteld, en tot Regenten benoemd den Aartsbisschop van Mechelen, den Hertog VAN AARSCHOT, den Graaf VAN TILLIJ, DON CHARLOS DE COLONNA, en den Markgraaf VAN ANTOINA. Dan, in dien tusschentijd, TILLIJ overleeden en AARSCHOT naar Spanje getrokken zijnde, moesten twee anderen de plaats van deze vervullen; waartoe dan werden aangesteld de Graaf VAN FERIA en de Markgraaf VAN FUENTES. Behalven deze zond PHILIPS, met het begin van het jaar zestien honderd vier-en-dertig, ook na de Nederlanden dezen Prins VAN CARIGNAN, die met zijnen broeder, den Hertog van Savoije, op dien tijd, in onmin was; verbeeldende zig de Hertog, als zijnde een zusters zoon van de overledene Infante, eenig recht op de landen te hebben.

Prins THOMAS bevond zig, in ‘t volgende jaar, te velde, onder bevel van den Kardinaal Infant. Zijn last hield in, om den Franschen den aftogt te beletten; doch hij werd, door de Fransche en Staatsche Troupen, in ‘t land van Luxemburg, geslagen, en naar Namen terug gejaagd. Van dien tijd af, tot op ‘t jaar zestien honderd agt-en-dertig, vindt men weinig van hem gemeld. In dat jaar werd hij, door gemelden Kardinaal Infant, eerst naar Duinkerken, en daarna naar St. Omer gezonden, welke Stad, door hem, met duizend man versterkt werd. Ook noodzaakte hij, met PICCOLOMINI, de Franschen tot de opbreeking van ‘t beleg, na dat zij zes weeken daarvoor gelegen hadden. Dit bedrijf was het laatste van aanbelang, dat door hem in de Nederlanden verricht is.

Zie Gedenkschriften van AUBERY, p. 356. AITZEMA, II.

Deel, p. 273, 535.

< >