Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BOTDRAAGER

betekenis & definitie

was de naam eener oude Graaflijke Munte, binnen deze landen voorheen in zwang. In het jaar 1533 deed een Boldraager te Enkhuizen de waarde van veertien stuivers.

Wat de oudheidheid diens pennings aangaat, dezelve wordt gebragt tot de Regeering van Graaf WILLEM DEN VIJFDEN, onder wiens zilveren munt zij gerekend worden. Zij waren onderscheiden in heele, halve en kleiner gedeelten. Allen verbeeldden, aan de eene zijde, een Hollandschen zittenden Leeuw, gedekt met een gekroonden Helm, met de Prinselijke Kroon daar boven, en daarop als tot een Helmdek (Crimier) een Paauwstaart, met het omschriftGuilelmus: dux: comes: Hol: Z: Zelan:

Guilelmus: dux: comes: Hol: Z: Zel:

Guill: dux: com: Hola:

dat is:

Hertog Willem, Graaf van Holland en Zeeland.

Op de andere zijde ziet men een kruis, met deze woorden,

Moneta de Holandia.

Moneta Holland.

dat is:

Munt van Holland.

Verder ziet men op de heele en halve Botdraagers, in een tweeden omtrek, de gewoonlijke bijbelsche spreuk:

Benedictus: qui. venit: in: nomine: domini:

Bndictus: qui: venit: in: nomine: dom:

dat is:

Gezegend, die komt in de naamen des Heeren.

In de Roomsche Kerk was zij, in verscheidene plegtigheden, ten dien tijde (1357 enz.) in gebruik. De benaaming van dezen penning is ontleend van het woord Bot of But; dat door de Schrijvers van de midden en laatere eeuwen, naar de Roomsche taal, genoemd wordt, Buttis, Butte, Butus en Butica, betekenende een vat of uitgehold lichaam, om koorn, wijn, enz. mede te meeten. Naderhand is het, bij de Italiaanen, Botta, bij de Spanjaarden en in het Nederduitsch, Bote genaamd geworden, als betekende een zeker soort van Wijnvat, Boot. In vervolg van tijd is deze maat, als bij verkleining, Boutella, Butella, bij de Franschen Bouteille, en bij ons Fles genaamd.

Om den rechten zin hier van te verstaan, dient men te weeten, dat in die tijden de geslotene Helmen de gedaante van zulk een kleine maat hadden: waarom men het, en niet onwaarschijnelijk, daarvoor houdt, dat gemelde penningen, naar de voorschreevene gehelmde Leeuwen, Botdraagers genoemd zijn geworden.

Zie ALKEMADE, Graaflijke Munte, fol. 82. Beschrijving van Enkhuizen, bl. 91 en 75.

< >